Risico van ondernemingsklimaat in de praktijk
De verandering van de risicobenaming en -schaal heeft zo haar gevolgen. Om dat te illustreren, net als de factoren die het risico van ondernemingsklimaat bepalen, duiden we hieronder kort de classificaties van enkele grote landen.
China
China heeft een rating D/G, de op drie na hoogste risicocategorie. Dit matige risiconiveau wordt verklaard door meerdere factoren. China schakelde om naar een consument- en dienstengebaseerde economie en zocht daarbij naar een nieuw evenwicht. Daardoor vertraagde de snelgroeiende economie vanaf 2011. Een andere reden is de recente noodzaak om de zware binnenlandse schuldenlast te verlichten. Een structureel proces dat des te uitdagender werd door de handelsoorlog met de VS en de zware economische schok die gepaard ging met de COVID-19-pandemie die begin 2020 uitbrak. Hierdoor kreeg China af te rekenen met de ergste economische vertraging op jaarbasis (+2,3%) in meer dan 40 jaar tijd. Vanaf de tweede helft van 2020 laat de economie echter een vroeg en solide herstel optekenen. Dankzij de efficiënte inperkingsmaatregelen, de wereldwijde exportgroei in de medische en de elektronische sector, en een grote toename van beschikbare bankkredieten gaat het weer opwaarts. Allemaal factoren met een positieve invloed op de RMB, die vorig jaar met 6,5% steeg ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Als gevolg hiervan namen ook de kosten van schuldbetalingen in vreemde valuta af. De ervaring met het betalingsgedrag van Chinese debiteuren was dan weer minder positief in 2020. Ondanks de sterke groeivooruitzichten voor 2021 (+8,4% volgens het IMF) was er de aanhoudende onzekerheid omtrent de pandemie en de mondiale vraag. De toegenomen schuldenlast voor bedrijven houdt eveneens een hoog risico in op achterstallige en wanbetalingen. De economische omstandigheden terzijde gelaten, is de institutionele context in China relatief goed. Voor een aantal sectoren ziet het er evenwel minder gunstig uit. Ten gevolge van de economische en handelsspanningen met westerse landen en het toenemende wereldwijde protectionisme stijgt het risico van ondernemingsklimaat.
Saudi-Arabië
In het licht van de huidige COVID-19-crisis werd het risico van ondernemingsklimaat voor Saudi-Arabië gedowngraded: van categorie E/G eind 2019 naar categorie F/G in maart 2020. Sindsdien bleef deze classificatie gehandhaafd. Dat Saudi-Arabië al vóór het begin van de pandemie zo'n hoge classificatie had, is te wijten aan het lastige ondernemingsklimaat. Hoewel de overheid de afgelopen jaren stappen ondernam om hier verbetering in te brengen, blijft het een heikele zaak om overeenkomsten af te dwingen. Met alle gevolgen van dien voor het risico van ondernemingsklimaat. Toch zijn er twee historische factoren die het risico van ondernemingsklimaat in Saudi-Arabië temperen. Ten eerste blijft de koppeling met de USD erg sterk, waardoor bedrijven in Saudi-Arabië nauwelijks invloed ondervinden van fluctuaties in de wisselkoers. Ten tweede namen de leningen aan de private sector gestaag toe de afgelopen jaren. Hoewel het voor kmo’s moeilijker blijft om leningen aan te gaan, is die toename positief voor de economische activiteit.
De impact van de COVID-19-crisis en de kelderende olieprijzen zorgden voor een zware economische terugval (4,1%), meteen de belangrijkste reden om het risico van ondernemingsklimaat te downgraden naar categorie F/G. Door de daling van de olieprijzen slonk het olie-bbp met 7,2%, met overloopeffect naar het niet-oliegerelateerde bbp. Ook de lockdownmaatregelen hadden een grote impact op het niet-olie-bbp, want zowel de groothandel en de detailhandel, als de transportsector ondervonden last. Net zoals de diensten-, de bouw- en de ontluikende toeristische sector werden getroffen. Enkel en alleen door de ondersteunende maatregelen in de vorm van fiscale stimuli (ten bedrage van 3% van het bbp) en het minder strakke monetaire beleid liep het niet-olie-bbp in 2020 met slechts 2% terug.
Voor 2021 zijn de vooruitzichten positief. Door het gestage herstel van de olieprijs zal de olieactiviteit aantrekken, hoewel de productiebeperkingen van de OPEC+ doen vermoeden dat het geen enorme toename zal zijn. De vaccinatiecampagne vordert goed. Daarom mogen we een verdere heropening van het land, een herstel van het niet-olie-bbp en volgend jaar misschien een upgrade tegemoetzien. Er blijft evenwel veel onzekerheid omtrent de evolutie van de pandemie wereldwijd. De vooruitzichten zijn vooralsnog negatief gekleurd. Het begrotingstekort voor 2021 wordt geraamd op 7,1% van het bbp, wat leidt tot minder liquiditeitsbuffers en hogere overheidsschulden. Mettertijd zullen de begrotingsuitgaven dus naar omlaag moeten. Net als andere landen zal Saudi-Arabië moeten terugkomen van de uitzonderlijke COVID-19-steunmaatregelen (zoals tijdelijke steunmaatregelen voor ontleners). De vraag is hoe dit de conjunctuurcyclus in het land zal beïnvloeden.
Turkije
De Turkse economie toonde zich veerkrachtig tegenover de COVID-19-schok en de toegenomen geopolitieke spanningen. Het reëel bbp groeide vorig jaar aan met 1,8%. Volgens de ‘World Economic Outlook’ van het IMF in april 2021 mogen we voor dit jaar uitgaan van een groei met 6%. De economische groei was voornamelijk het gevolg van sterke fiscale en monetaire stimuli, waardoor het binnen- en het buitenlandse onevenwicht toenam. Met name de bankkredieten voor de private sector gingen het afgelopen jaar fors de hoogte in (34% op jaarbasis). De bedrijfswereld had dus ruim toegang tot krediet. De keerzijde van die sterke kredietgroei was een nog hogere schuldenlast voor de bedrijven, doorgaans uitgedrukt in buitenlandse valuta. Daardoor zou het risico van niet-betaling kunnen toenemen, met rechtstreekse gevolgen voor de bankensector en een verdere waardedaling van de Turkse lira. Na een sterke depreciatie vorig jaar staat de wisselkoers onverminderd onder druk nu Naci Ağbal werd ontslagen, de deviezenreserves op een erg laag niveau staan en er een sterke afhankelijkheid is van kapitaalstromen op korte termijn. Het land is dan ook sterk blootgesteld aan veranderingen in risicoaversie van investeerders. De centrale bank heeft veel moeite om de inflatiedruk te beteugelen en er heerst dan ook een grote monetaire onzekerheid. Afgelopen april liep de jaarlijkse inflatie (volgens de centrale bank) nog op tot 17,1%, ten opzichte van het streefpercentage van 5%. De categorie F/G voor het risico van ondernemingsklimaat voor Turkije valt bijgevolg te verklaren door de depreciatie van de lira, de relatief hoge leningskosten en de sterke onzekerheid omtrent het monetaire beleid.
Polen
Het risico van ondernemingsklimaat in Polen krijgt de classificatie E/G. Door de sterke impact van COVID-19 op de Poolse economie werd de classificatie eerst in april 2020 (van C/G naar D/G) en vervolgens in mei 2020 (van D/G naar E/G) gedowngraded. Sindsdien is hier geen verandering in gekomen. Het reële bbp van Polen viel terug met 2,7%, een bescheiden daling in vergelijking met de andere landen in de regio. De algemene lockdown in Europa had via twee kanalen een sterke weerslag op de Poolse economie, voornamelijk langs de export. Nagenoeg driekwart van de Poolse goederenexport gaat naar de rest van Europa. Omdat het bbp daar steeds verder terugviel, verminderde de vraag naar Poolse exportproducten. Ook het sluiten van de grenzen tijdens de eerste lockdown deed de export geen goed. Daarenboven daalde de binnenlandse consumptie, gewoonlijk een drijvende kracht achter de economische groei van het land. Dankzij de flexibele wisselkoers kwam de schok evenwel minder hard aan. Bovendien waren er de substantiële steunmaatregelen van de overheid (geraamd op 5,4% van het bbp), waardoor een golf aan wanbetalingen kon worden voorkomen. Door de lagere inkomsten en hogere uitgaven klom de algemene overheidsschuld aanzienlijk op. Maar omdat de overheidsfinanciën er vóór de pandemie relatief goed aan toe waren, is dat een minder grote bekommernis. De inflatie is onder controle. In februari 2021 werd ze geraamd op 2,5%, wat sinds begin 2020 het streefdoel was. De centrale bank zal naar verwachting tot 2022 een accommoderend beleid blijven voeren, waardoor de wisselkoers van de Poolse zloty nagenoeg constant zal blijven. De institutionele context is positief. De index voor corruptieperceptie en voor ‘ease of doing business’ is vergelijkbaar met die van de andere landen in de regio. Door de positieve vooruitzichten voor de economische groei is het mogelijk dat er in de komende maanden een betere classificatie komt. Door de onzekerheid omtrent de evolutie van de pandemie in Europa is het echter nog te vroeg om te upgraden.
Brazilië
Brazilië heeft een G/G-classificatie en zit daarmee in de hoogste risicocategorie. Dit is te verklaren door meerdere factoren. De grootste economie van Latijns-Amerika kende het afgelopen jaar een terugval van ongeveer 4%, de diepste recessie in nagenoeg drie decennia. Doorgaans is economische groei omgekeerd evenredig aan fluctuaties in faillissementen. Die impact wat betreft faillissementen zal evenwel pas later voelbaar zijn, des te meer omdat Brazilië in 2020 enorme fiscale steunmaatregelen doorvoerde. Omdat de overheidsfinanciën echter achteruitboerden, werden deze maatregelen begin dit jaar teruggeschroefd (de overheidsschuld bedroeg eind 2020 99% van het bbp). Het is dan ook redelijk te stellen dat er de komende maanden waarschijnlijk heel wat faillissementen aankomen. De kaarten liggen dan weer goed voor een economisch herstel in 2021. De prognose is 3,7%, hoewel dit cijfer onder voorbehoud is omwille van de hoge risico’s. Sinds het begin van het jaar woedt een besmettelijke (en misschien zelfs dodelijkere) variant van het COVID-19-virus in het land. Voeg daar de eerder traag verlopende vaccinatie aan toe en de kans bestaat dat de COVID-19-pandemie in Brazilië langer aansleept, het economische herstel sputtert en/of sociale onrust de kop opsteekt. Daarbovenop zakte de koers van de Braziliaanse real het afgelopen jaar weg tot één van de laagste niveaus in vijf jaar tijd. Een zware klap dus voor lokale importeurs, bedrijven die leningen in buitenlandse valuta terugbetalen en banken met hoge buitenlandse-deviezenverplichtingen. Naar verwachting zal de verzwakte munt de komende maanden onder druk blijven staan. Er zijn immers de prangende overheidsfinanciën, het voorspelde tekort op de lopende rekening (geraamd op 0,6% van het bbp in 2021) en de op middellange termijn stijgende intrestvoeten in de VS. Ook de relatief hoge rentevoeten voor Braziliaanse bedrijven, een probleem waarmee het land reeds geruime tijd kampt, zijn een van de redenen voor de slechte classificatie van het risico van ondernemingsklimaat. Vermoedelijk zal de Braziliaanse centrale bank haar monetaire beleid aanscherpen. Het ligt dan ook niet in de lijn van de verwachting dat de intrestvoeten snel zullen dalen. Een structureel gegeven tot slot: de institutionele context. De relatief aanzienlijke corruptieperceptie, de slechte ‘ease of doing business’-index (o.a. door omslachtige en complexe belastingheffing) en de eerder ontoereikende wettelijke bescherming (voornamelijk door de logge bureaucratie), het zijn allemaal hinderende factoren voor de zakenactiviteit in Brazilië.
Zuid-Afrika
Zuid-Afrika kreeg het hard te verduren door de COVID-19-crisis. Begin 2020 kwam het dan ook tot een downgrade en ging de classificatie voor de risico van ondernemingsklimaat van categorie E/G naar F/G. In 2020 zette de lockdown een domper op de uitgaven van de consument, de drijvende kracht achter de economische groei in Zuid-Afrika. Als gevolg hiervan liep het bbp terug met 7%. Omdat de Zuid-Afrikaanse economie erg internationaal gericht is, bleek ze bovendien bijzonder kwetsbaar voor de gevolgen van de pandemie. Ondanks de stevige terugval van de kapitaalinstroom zorgden de efficiënte liquiditeitsbuffer en de diepgewortelde binnenlandse kapitaalmarkten ervoor dat het land zijn financieringsbehoeften de baas kon. Ook de flexibele wisselkoers deed dienst als een doeltreffende schokdemper. Toch diende Zuid-Afrika, om de gevolgen van de COVID-19-crisis te kunnen aanpakken, voor het eerst in zijn geschiedenis een verzoek voor een IMF-lening in.
Door aanhoudende structurele binnenlandse beperkingen wordt Zuid-Afrika reeds een decennium lang gehinderd in zijn economische groei (gemiddeld ongeveer 1,4% tussen 2009 en 2019). Omwille van de zwakke economische groeiprestaties is de rating van het risico van ondernemingsklimaat enigszins hoog gebleven. In vergelijking met veel andere landen in de regio is de index voor corruptieperceptie en ‘ease of doing business’ goed, zijn de leningskosten beperkt en focust het monetaire beleid sterk op inflatie. Die stevige basis stemt tot positieve vooruitzichten, maar toch zal het land er een grote uitdaging aan hebben om de conjunctuurcyclus nieuw leven in te blazen. Het herstelplan voor na de pandemie bouwt voort op de toezeggingen aan het IMF in ruil voor financiële ondersteuning. De prioriteit gaat naar hervormingen om investeringen aan te trekken, jobcreatie te bevorderen en de energievoorziening te verbeteren. Hoe dan ook, voor 2021 wordt het herstel slechts geraamd op 3,1%, en voor 2022 weer op 2%.
Algerije
De huidige classificatie voor Algerije is F/G. De classificatie voor Algerije ging in april 2020 van categorie F/G naar categorie G/G. Die downgrade valt voornamelijk te verklaren door de dubbele schokgolf die in 2020 door het land ging als gevolg van de COVID-19-crisis en de daarmee gepaard gaande turbulentie op de oliemarkten. Een wezenlijk kenmerkende zwakte voor Algerije is de beperkte economische diversificatie. Voor 75% van zijn ontvangsten op de lopende rekening hangt het land af van de koolwaterstofsector en van 2010 tot 2018 waren oliepachten goed voor gemiddeld 20% van het bbp. De economische groei is dan ook sterk afhankelijk van schommelingen in de olieprijzen. Het is bijgevolg geen verrassing dat de dalende olieprijzen en de beperkingen door de COVID-19-pandemie een grote invloed hadden op de economie. In 2020 liep het reële bbp terug met 6%.
In april 2021 kwam het land opnieuw terecht in categorie F/G. De upgrade kwam er als gevolg van de betere olieprijzen en het verwachte gunstigere ondernemingsklimaat in 2021. Ondanks de voor 2021 vooropgestelde groei van het reële bbp met 2,9% bleef de upgrade beperkt: slechts één categorie verschil en nog steeds in een hoogrisicocategorie. Naast de reeds vermelde beperkte diversificatie heeft Algerije af te rekenen met nog andere structurele zwaktes. De positie ten opzichte van het buitenland staat bijvoorbeeld al een aantal jaren onder druk. Door deze externe onevenwichtigheid heeft de Algerijnse dinar het lastig. Zonder ingrijpende hervormingen zal de nationale munt onder druk blijven staan. Omwille van structurele en institutionele belemmeringen is het ondernemingsklimaat vrij zwak. Ook door de beperkte rechtsbescherming is het er moeilijk zaken doen.
Italië
Italië heeft een F/G-classificatie. Daarmee zit het in de op één na hoogste risicocategorie, voornamelijk omwille van de grote impact van de pandemie op de economische activiteit van het land. De zwaarst getroffen sectoren (toerisme, horeca en detailhandel) vertegenwoordigen een groot deel van de economie. De economische terugval van het afgelopen jaar (bijna 9%) was naar schatting één van de grootste in de EU. Deze lente kreeg het land te maken met een derde infectiegolf, waarbij verscheidene regio's onder lockdownmaatregelen en mobiliteitsbeperkingen werden geplaatst. Dankzij aanzienlijke fiscale en monetaire steun bleef een golf van faillissementen tot nog toe uit. Wanneer deze steun echter wegvalt, zal het risico op faillissementen toenemen. In vergelijking met andere EU-landen hinken ook de institutionele randvoorwaarden (‘ease of doing business’-, corruptieperceptie- en rechtsbeschermingsindex) achterop.