Economische gevolgen van droogte minder zichtbaar op korte termijn, maar niet te verwaarlozen op lange termijn
De klimaatverandering treft landen vooral door de steeds erger wordende natuurrampen, die aanzienlijke menselijke, economische en sociale schade kunnen aanrichten. De eilanden in de Stille Oceaan en het Caribisch gebied zijn duidelijk het meest kwetsbaar. Ze zijn blootgesteld aan de stijgende zeespiegel, ze worden regelmatig door zware orkanen en cyclonen getroffen en daarbovenop hebben ze ook hun omvang niet mee. In grotere landen is de schade door natuurrampen vaak meer lokaal en daarom gaat het daar vaak maar om een relatief klein deel van de economie. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat grotere landen gespaard blijven van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering. Steeds meer landen – vooral in Latijns-Amerika, Australazië en Sub-Sahara-Afrika – worden regelmatig getroffen door droogte, die zowel in frequentie als in intensiteit toeneemt als gevolg van de opwarming van de aarde. Vergeleken met ernstige aardbevingen, orkanen en cyclonen lijkt de impact van deze droogtes op de macro-economie minder zichtbaar of meer verborgen, vooral op de korte termijn. We mogen de economische effecten op lange termijn echter niet onderschatten.
Droogte vernietigt vaak niet onmiddellijk fysieke activa, waardoor economische impact vervaagt
Natuurrampen kunnen de productiviteit verlagen door beschadigde fysieke infrastructuur, vernielde oogsten of een tijdelijke stopzetting van de productie. De reële bbp-groei is daardoor in een jaar dat een land getroffen wordt door een grote natuurramp over het algemeen aanzienlijk lager dan de gemiddelde reële bbp-groei in de jaren vóór de ramp (zie grafiek 1). Als we de verschillende effecten van natuurrampen op de reële bbp-groei vergelijken, lijken ernstige aardbevingen, orkanen en cyclonen de grootste impact te hebben in het jaar van de ramp (jaar 't'), vooral op kleine eilanden. Droogtes halen de reële bbp-groei ‘maar’ met een paar procentpunten naar beneden in jaar 't’, tegenover het 5-jarig historisch gemiddelde. De belangrijkste reden – naast de omvang van het land en van de ramp – is dat ernstige aardbevingen, orkanen en cyclonen een grote directe impact hebben (bv. omdat ze fysieke activa vernielen) en vaker alle sectoren in een land treffen. Droogtes hebben meestal een kleinere en meer geleidelijke impact, die meer gespreid is over de tijd. Bovendien is droogte het schadelijkst voor de landbouwsector, gevolgd door de productiesectoren die afhankelijk zijn van waterkracht of landbouwinput (die meer voorkomen in Sub-Sahara-Afrika en Latijns-Amerika), terwijl andere sectoren minder rechtstreekse impact ondervinden. Dit onderstreept het belang van de structuur en de diversificatie van een economie. Droogtes komen echter vaker voor en ze zullen mettertijd frequenter en ernstiger worden, gezien de wereldwijde klimaatverandering. Daarom wordt de economische groei in landen die vaak door droogte worden getroffen, regelmatiger teruggedrongen, waardoor de reële bbp-groei op lange termijn wordt beïnvloed. Bovendien is er bij droogte vaak niet meteen fysieke schade (tenzij ze gepaard gaat met bosbranden). Wel kan er op langere termijn schade aangericht worden, zoals bodemaantasting, schade aan gebouwen door bodemverzakkingen, langetermijneffecten op meerjarige gewassen en veeteelt, enz. Hierdoor lijdt ook de economische groei op lange termijn daaronder. Bovendien kan herhaalde droogte de migratie doen toenemen, wat (in geval van binnenlandse migratie) sociale druk creëert en (in geval van migratie naar het buitenland) landen op lange termijn van hun arbeidskrachten berooft. Tot slot wordt ernstige droogte meestal gevolgd door verwoestende overstromingen. Over het algemeen vernielen overstromingen direct de fysieke activa en verminderen ze de economische groei. Op die manier kan droogte de economische groei dus onrechtstreeks naar beneden halen.
Het jaar ‘t' staat voor het jaar waarin de natuurramp toesloeg.
Gevolgen van natuurrampen voor overheidsfinanciën
Natuurrampen kunnen ook de overheidsfinanciën schaden, zelfs al is de impact niet altijd even duidelijk, gezien de vele factoren die een rol spelen. Overheidsuitgaven stijgen meestal na een grote natuurramp om het land of de regio weer op te bouwen of om hulp te bieden, terwijl de belastinginkomsten dalen. Ook overheidsbedrijven die verliezen lijden als gevolg van rampen kunnen de last nog zwaarder maken. Toch is het effect van droogte op de overheidsschuld vaak minder zichtbaar dan in het geval van ernstige aardbevingen, orkanen en cyclonen (zie grafiek 2). In veel gevallen wordt er geen sterke stijging van de overheidsschuld waargenomen na een ernstige droogte. Er zijn meerdere redenen die dit kunnen verklaren. Ten eerste is de soort en omvang van de natuurramp van belang, evenals de structuur van de economie. Bij droogte zorgen de natuurrampen vaak voor lagere maar wel meer terugkerende kosten. En dat leidt dan tot een meer geleidelijke stijging van de overheidsschuld. Ten tweede zijn de ontwikkelingslanden over het algemeen minder gediversifieerd, waardoor ze afhankelijk zijn van een relatief beperkt aantal sectoren. Veel van die sectoren, zoals de landbouw-, metaal-, en olie- en gassector, zijn sterk afhankelijk van grondstoffen. Aangezien de overheidsinkomsten ook grotendeels afhankelijk zijn van deze grondstoffen, zullen de schommelingen van de grondstofprijzen een sterkere invloed hebben op de overheidsfinanciën. Ten derde kunnen natuurrampen de prioriteiten van de overheid veranderen en middelen afsnoepen van meer productieve overheidsinvesteringen, zoals het onderwijs of de gezondheidszorg. Hoewel de kortetermijngevolgen voor de overheidsschuld in dit geval minder ingrijpend zullen zijn, zullen deze verschoven prioriteiten de overheidsfinanciën op lange termijn schaden. Bovendien zou de regering, om een zwaardere overheidsschuld en dus een hogere schuldendienst te voorkomen, in de verleiding kunnen komen om de begrotingstekorten te monetiseren. Dit zou de inflatie nog verder doen toenemen terwijl die waarschijnlijk al onder druk staat omwille van de stijgende landbouwprijzen. En in de praktijk hebben de uitgaven in verband met de verkiezingen, de begrotingsconsolidatie (soms vereist in het kader van een IMF-programma) en de politieke instabiliteit vaak een grote invloed.
Het jaar ‘t' staat voor het jaar waarin de natuurramp toesloeg. Voor landen waar het jaar 't+3' na 2019 komt, zijn de gevolgen van de covid-19-pandemie niet in de cijfers opgenomen.
Effect op externe macro-economische indicatoren die afhankelijk zijn van de economische en financiële structuur
Natuurrampen kunnen het evenwicht op de lopende rekening verstoren, omdat ze de exportcapaciteit kunnen verminderen en de import (met name van landbouw- en kapitaalgoederen) doen toenemen. Hoewel het effect op het externe evenwicht afhankelijk is van de ernst, soort en omvang van de natuurramp, is de economische structuur van het land van het grootste belang. Zuidelijk Afrika heeft in 2015 en 2016 de ernstigste droogte in 80 jaar gekend. De droogte was langdurig en wijdverbreid in de hele regio. Dit had een duidelijk negatief effect op de economische activiteit, aangezien de landbouwsector een economische motor is en jobs creëert in de regio. Als we de impact van de droogte in Malawi en in Zuid-Afrika vergelijken, zien we hoe belangrijk de economische structuur is, alsook een aantal andere factoren die de macro-economische indicatoren kunnen beïnvloeden. Het externe saldo van Malawi werd duidelijk het zwaarst getroffen (zie grafiek 3), en het tekort op de lopende rekening is bijna verdubbeld ten opzichte van het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren. Bovendien stegen de deviezenreserves tijdens de jaren van droogte maar met 8% en dus veel trager dan de vijf jaar ervoor, toen ze gemiddeld met 20% per jaar stegen. Bovendien steeg de buitenlandse schuld ten opzichte van het bbp in de jaren van droogte sneller (met een gemiddelde van bijna 3% per jaar) dan het historisch gemiddelde (van ongeveer 1,7% per jaar). Voor Zuid-Afrika daarentegen, had de droogte nauwelijks invloed op de evolutie van de externe macro-economische indicatoren (zie grafiek 4). Het tekort op de lopende rekening is amper toegenomen, en de buitenlandse schuld nam in de jaren van droogte nog minder toe dan in de vijf voorgaande jaren. Hoewel de deviezenreserves tijdens de droogteperiode met ongeveer 5% zijn gekrompen, is dit een relatief onbeduidende evolutie in vergelijking met Malawi, aangezien de reserves van Zuid-Afrika in de vijf voorgaande jaren ook maar met gemiddeld 3% per jaar toenamen. De belangrijkste verklaring is de diversificatie en de economische structuur van het land. De landbouw (voornamelijk tabak) is doorgaans goed voor de helft van de inkomsten op de lopende rekening van Malawi, terwijl deze sector in Zuid-Afrika voor minder dan 10% van de inkomsten op de lopende rekening zorgt. Ook de instroom van directe buitenlandse investeringen, portefeuillebeleggingen en steun spelen een belangrijke rol. Deze instroom biedt een alternatief waardoor er geen buitenlandse schulden gemaakt moeten worden of de deviezenreserves niet gebruikt moeten worden om het tekort op de lopende rekening te financieren. Dat zou de economie op lange termijn immers kwetsbaarder maken voor externe schokken. Sommige landen kunnen meer verdragen omdat zij – zelfs in moeilijkere tijden – gemakkelijker portefeuillebeleggingen en directe buitenlandse investeringen aantrekken dankzij het sterke imago van hun instellingen en een conservatief begrotings- en macro-economisch beleid. Externe hulp zou ook een optie kunnen zijn en gemakkelijk kunnen binnenstromen na een natuurramp, bv. om hongersnood na een ernstige droogte te voorkomen. Maar zelfs in dit geval is de steun misschien niet helemaal aanvullend. De combinatie van beperkte donormiddelen en beperkingen op de (vaak vereiste) lokale medefinanciering kan in de praktijk de bestaande ontwikkelingshulp, althans gedeeltelijk, vervangen.
Impact op de MLT politieke risicobeoordelingen van Credendo
De klimaatverandering en de sterkere en frequentere natuurrampen die daarmee gepaard gaan, zijn opgenomen in de landenrisicoanalyse van Credendo. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de verschillende verspreidings- en bestrijdingsmogelijkheden. Droogtes zorgen voor kleinere, minder zichtbare en meer geleidelijke kosten tegenover ernstige natuurrampen zoals sterke aardbevingen, cyclonen en orkanen. Bovendien kan de wisselwerking met verschillende macro-economische ontwikkelingen en verschillende economische en financiële structuren en de omvang van een economie ook de risicobeoordeling vertroebelen. Toch kunnen droogtes grote gevolgen hebben op lange termijn, vooral omdat ze zowel in frequentie als in ernst toenemen. Landen in Sub-Sahara-Afrika lopen het grootste risico op ernstige droogte, en na hen landen in Latijns-Amerika en Australazië.
Analist: Jolyn Debuysscher – j.debuysscher@credendo.com